1976, het jaar waarin ik geboren werd. En gelijk het jaar waarin de homoseksualiteit uit het psychiatrisch handboek (DSM) geschrapt is. Hoe ironisch …
Dat maakt het enigszins verklaarbaar waarom mijn ouders 17 jaar later dachten dat ik een meeloper was, dat het gewoon gedachten in mijn hoofd waren die niet helemaal klopten met de werkelijkheid. Dat ik iemand was die even niet meer wist wat ze zelf wilde.
Dat maakt het misschien ook verklaarbaar dat ik, toen het niet meer ging, naar een therapeut ging die me zou kunnen helpen met die verkeerde gedachten. Iemand die aangaf dat mijn moederbinding niet klopte. Dat er beschadigingen waren rondom mijn moeder/dochter relatie.
Maar deze therapeut maakte dat ik juist steeds meer in de war raakte. Dat ik steeds verder bij mezelf vandaan ging. Steeds leger werd vanbinnen.
Ik was in de war en voelde me leeg door wat de cultuur en ons christelijk geloof me vertelde. Dat mijn homoseksualiteit niet klopte, gewoon ontstaan zou zijn door verwondingen die ik opgelopen zou hebben. Hoe lang heeft deze wetenschap niet in ons allemaal geleefd? Zo ook in de kerken. Hoe lang is ons niet verteld dat het zondig is zo te zijn?
Homoseksualiteit is een ziekte, is iets duivels, is iets wat veroorzaakt wordt door ander psychisch leed. En dan de opvolger … het meest kwetsende te horen wat een homoseksueel kan horen: Je mag wel zo zijn, maar niet zo leven. O, deze laatste zin heeft mijn verwarde geest van toen zo ontzettend getriggerd. Zo verdrietig gemaakt en maakte mij ook het leven onmogelijk. Hoe moest ik dan leven? Als ik niet mocht leven zoals ik ben?
De ontwikkelingspsychologie benadert homoseksualiteit toch vanuit een andere invalshoek.
Haaks op wat er in de christelijke gemeenschap werd geloofd en gedacht. Dus het gaat daar niet over verstoorde gedachten en beschadigingen van waaruit homoseksualiteit zou ontstaan.
Nee, er wordt ingezoomd op de verschillende ontwikkelingsfases. Het experimenteren in de verschillende rollen. Het verkleden als kind, het doktertje spelen om het lijf te ontdekken, en vervolgens het experimenteergedrag in de pubertijd.
Wat doen pubers? Pubers gaan zich vergelijken met elkaar in seksueel opzicht, ze gaan kennismaken met het andere geslacht. Ze gaan ondervinden wat verliefdheid is. Ze ontdekken wie ze zelf zijn, wie de ander is en tot welk geslacht ze zich voelen aangetrokken. En dat is niet iets wat ze puur op hun ratio doen. Het is een proces waar alle zintuigen, je brein, je gevoel, je achtergrond, je karakter en je waarden en normen bij komen kijken.
En denk eens na over de vraag, wat gebeurt er wanneer iemand daarin beperkt wordt? Niet mag voelen, niet die zintuigen mag gebruiken, niet zijn identiteit mag ontwikkelen? Komt deze persoon dan tot volwassenheid?
En hoe kun je vrede vinden in je hart als je niet mag lief hebben wie je liefhebt, terwijl God ons juist die opdracht heeft gegeven?
Hoe kun je je ontplooien en groeien in het leven als je niet jezelf kunt zijn?
Ik persoonlijk heb gemerkt dat het leven onverdraaglijk wordt.
Uit het Nemesis onderzoek is gebleken dat er een groter risico is op psychische stoornissen bij homoseksuele mannen en vrouwen door een grotere psychosociale kwetsbaarheid. En dat is niet voor niets. Ik geloof dat dit echt veroorzaakt wordt door wat ik zojuist beschreven heb.
Door de dingen die me geleerd waren over homoseksualiteit tegen de achtergrond van mijn christen zijn had ik een heel negatief beeld ontwikkeld over homo groepen en activiteiten. Het leek mij een soort Sodom en Gomorra. Een plek van losbandigheid en andere zondige gedragingen.
En tegelijkertijd wist ik dat ik daarheen moest gaan om mijn identiteit alsnog te kunnen ontwikkelen. Alsnog te groeien in volwassenheid.
Dus ik ben gegaan. Zeer spannend natuurlijk. Maar ik voelde ergens ook vrijheid. Ik kreeg lucht.
En ik was benieuwd naar de levensverhalen van anderen. Of zij ook geschonden waren als mens, als christen, of juist niet. En één van die verhalen is van een vrouw, inmiddels mijn partner. Ik was benieuwd naar haar levensverhaal. Hoe de weg voor haar geweest was en welke worstelingen zij had moeten overwinnen.
Hier vertelt ze een stukje van haar verhaal.
Ik groeide op in een dorp in de provincie Groningen. Ik was een ingetogen, bedachtzaam meisje. Als kind was ik al een echte denker. Ik merkte dat ik bijvoorbeeld altijd bezig was met de zin van het leven, het bestaan van God, de betekenis van ingewikkelde kwesties.
Daarnaast was ik ook een gevoelig kind. Ik was snel geraakt, voelde de emoties van andere mensen en ik vond het belangrijk dat mensen me aardig vonden.
Deze combinatie van eigenschappen werd een probleem toen ik in de pubertijd terecht kwam. Rond mijn 13de merkte ik dat ik me anders voelde dan de vrienden om me heen. Ik snapte niks van de meiden die het zo druk hadden om aandacht te krijgen van de jongens. Er werd veel tijd besteed aan het uiterlijk en alle gesprekken gingen over verliefdheid en die ene leuke jongen. Ik had daar helemaal niets mee. Ik merkte dat ik een goede vriendin had waar ik het liefst elke dag was. Ik dacht aan haar, fietste langs haar huis en probeerde voortdurend in haar nabijheid te zijn. Ik besefte me dat ik wel eens lesbisch zou kunnen zijn. En die gedachte gaf me zoveel angst dat ik op een dag besloot dat dat echt nooit mocht uitkomen. Niet eens omdat mijn geloof me nu blokkeerde, want daar wist ik toen nog helemaal niet zoveel van af. Nee ik wilde gewoon niet opvallen, niet anders zijn en ik had de overtuiging dat echt niemand in mijn dorp homoseksueel was. Dus in mijn geval was het meer de cultuur die me blokkeerde. En daarnaast natuurlijk ook mijn gevoeligheid. Bang om afgewezen te worden, bang om niet meer volwaardig te zijn. Die angst werd zo groot in mijn hoofd dat ik een heel rigoureus besluit nam. Ik mocht niet meer voelen en moest gewoon rationele keuzes maken. En als ik maar de juiste beslissingen zou nemen dan zou ik heus wel verliefd worden op een man. En dan zou ik een normaal leven kunnen leiden zoals het hoort.
Nou die beslissing heeft me ontzettend veel gekost. Niet meer willen en kunnen voelen is ontzettend beschadigend voor je. Ik werd vlak, afstandelijk, rationeel en kreeg last van allerlei psychische problemen.
Ondanks dat ging ik door en trouwde ik met een man zoals het hoorde. Ik geloofde dat het echt wel goed kwam en ik steeds meer van hem zou gaan houden. Maar dat gebeurde niet en hier werd ik steeds somberder door. Ik bleef mijn gevoel blokkeren en voelde niet dat ik verdrietig was, kapot was, de weg kwijt was.
Na de geboorte van mijn twee kinderen greep God in. Ik was inmiddels tot geloof gekomen en ik voelde dat God me wilde omarmen, wilde helpen. Ik wist niet meer hoe ik verder moest. Ik hield het niet meer vol in dat huwelijk en kon mijn kinderen niet een lieve, gevoelige, betrokken moeder geven. Maar ik zou zo veel kapot maken als ik zou scheiden. Dat wilde God toch niet?
Uiteindelijk brak ik en was er geen andere weg meer dan stoppen met die schijnwereld. Ik deed mijn man en mijn kinderen te kort en ze ontvingen niet de liefde die ze verdienden en nodig hadden. Nu vier jaar verder ben ik super dankbaar dat God me door die diepe duisternis geleid heeft richting het licht. Dat ik nu een lieve moeder mag zijn voor mijn kinderen, dat mijn identiteit steeds verder mag helen en dat ik met mijn lieve vriendin op weg mag gaan naar een mooie toekomst vol liefde, veiligheid en geborgenheid en Gods vaderlijke nabijheid.